Frequentiegebruik van een digitale bitstroom


Een digitale bitstroom stellen wij voor als een serieële rij van nullen en enen. De bit-snelheid, d.w.z. het aantal bits per seconde wordt uitgedrukt in de eenheid baud.
bitstroom
Deze manier van het achter elkaar zetten van nullen en nenen heet Non Return to Zero (NRZ). De bandbreedte van een signaal als dit is in theorie oneindig groot, omdat de abrupte overgangen, de steile flanken tussen nullen en enen zeer veel en zeer hoge harmonischen bevatten. De amplitude (sterkte) van die harmonischen neemt maar langzaam af naarmate wij hoger in frequentie gaan kijken. Daarom is er geen duidelijke uitspraak te doen over wat nu de hoogste frequentie in zo'n signaal is.

Filteren

Dat verandert als we de nogal nutteloze hoge harmonische frequenties weg filteren. Dat kan met een analoog laagdoorlaat (low-pass) filter.
schema
We kunnen dan, als we het goed doen, een resultaat verwachten dat er op de oscilloscoop zo uit ziet:
na low-pass filter
In principe zijn we zo geen informatie verloren, omdat wat er boven de de stippellijn ligt een 1 voorstelt en alles wat er onder ligt een 0. De steile flanken zijn nu vervangen door stukjes van een sinus (eigenlijk een cosinus) en een pure sinus heeft geen harmonischen.

Hoogste frequentie

De hoogste frequentie zien we optreden als we een 010101....-patroon tegen komen.

De frequentie hiervan is 0,5 maal het aantal bits per seconde, want twee bits samen zijn één periode. Het laagdoorlaat-filter moet deze frequentie nog onverzwakt door laten. In de praktijk wordt zo'n filter ontworpen zodat hij boven een 20% hogere frequentie alles onderdrukt. De hoogste frequentie in het gefilterde signaal is daarmee 0,6 maal het aantal bits/sec.

Zit er dan nog wel wat tussen 0,5 en 0,6 maal de bit-frequentie? Ja zeker, want lagere frequenties, opgewekt door een bitpatroon zoals 1111111000000011111110000000 blijven een blokgolf, zij het met afgeronde flanken en zij kunnen in dat stukje frequentieband nog wel degelijk harmonischen hebben. En die hebben wij ook nodig om een mooie geleidelijke overgang van cosinus naar recht en omgekeerd, te waarborgen.