Grammofoonopname van een nieuwsuitzending
van Radio Herrijzend Nederland
op 13 februari 1945.

Deze opname kwam ik tegen in het begin van de jaren 70 op het Nat.Lab. van Philips. Hij zat in een stapeltje diverse grammofoonplaten dat bij een verbouwing werd weggedaan. De opname stond verdeeld over twee 78-toerenplaten, waarvan drie plaatkanten gesneden waren. De vierde kant was vlak, zonder groef. "Speel van binnen naar buiten" stond er op de enigszins vergeelde labels. Het is duidelijk dat dit "gesneden" platen zijn en niet die van bakeliet geperste. Het label is met de hand ingevuld.

De opname begint met de klok van 10 uur. Daarvoor had men een microfoon gelegd in een pendule die in de controlekamer stond. Deze pendule was geleend uit de refter van het nonnenklooster aan de Jan van Lieshoutstraat en is in de zomer van 1945 met Herrijzend Nederland meegegaan naar Hilversum. Jaren later is hij bij de verbaasde nonnen teruggebracht, die hem al niet meer misten en zich niet realiseerden wat voor belangrijke taak hun pendule al die tijd had vervuld.

Daarna volgt de nieuws­uitzending met de proclamatie van de conferentie van de geallieerde mogendheden in Jalta op de Krim. Het nieuws werd gelezen door Bob Spoelstra, beter bekend als A. den Doolaard. Het is niet duidelijk waarom deze nieuws­uitzending op plaat gezet is, misschien omdat het zulk belangrijk nieuws was of slechts om de kwaliteit van de platen te testen. Na drie plaatkanten houdt de opname op, terwijl de tekst van het nieuws nog niet voltooid is en er nog een maagdelijke vierde plaatkant klaar ligt.

Het eerste en het derde deel van de opname staan op een plaat waarvan het label gemerkt is met "Gevaert". Het is heel goed mogelijk dat dit een proefplaat was uit de fabrieken van Gevaert te Antwerpen, intussen ook bevrijd. Deze plaat is vrij goed gebleven, terwijl de andere plaat, waarop alleen deel 2 staat, veel meer ruis laat horen. Het is ook mogelijk dat deze tweede plaat een eigen proefplaat was, want hierop staat helemaal geen merk vermeld. Dat zou dan kunnen verklaren waarom deze zoveel slechter (gebleven) is.

Voor deze digitalisering zijn de platen afgespeeld op een Philips 202-Electronic pick-up, het laatste model dat nog 78 toeren kon draaien. In het GP400-element was voor deze gelegenheid een cantilever (het aftastertje) gestoken, waarin een N-saffiertje (voor Normale groeven, dus 78-toerenplaten) gemonteerd was. De weergavekarakteristiek is aangepast aan een van de vele snijkarakteristieken voor 78-toerenplaten. Er is alleen digitaal ontklikt, de ruis is nog zoals die op de platen aanwezig is.



Waarschijnlijk zijn dit glazen platen, waarop een zwarte laklaag is aangebracht. In die laklaag wordt tijdens de opname de spiraalgroef gesneden. Vóór het snijden is de plaat zo glad als een spiegel. Er waren toen geen goede taperecorders, dus het snijden ging live. Er waren twee snijdraaitafels naast elkaar, zodat je aaneensluitend kon opnemen. Terwijl de ene draaitafel de opname sneed werd bij de andere de plaat omgekeerd voor de volgende kant, of er werd een blanco plaat opgelegd. Als dan de opname op de volgende plaatkant gestart was, kon men de nog lopende rustig beëindigen. In werkelijkheid liep deze door tot de rand van de plaat. Er zijn dus steeds een paar regels tekst op beide platen te beluisteren. Met een wave-editor op de PC zijn de drie stukken aan elkaar gemonteerd, maar je hoort heel goed waar dat gebeurd is, want dan wordt het ruisen plotseling heel anders. De tweede plaatkant (dat is dus de andere plaat) begint en eindigt met veel ruis. Het midden van deze plaat valt wel mee.

De platen werden gesneden van binnen naar buiten en zo moet je ze dus ook afspelen. Zet om te beginnen de pick-up in de binnenste groef en deze spiraalt dan vanzelf naar buiten. Dit is tegengesteld aan alle geperste platen die altijd van buiten naar binnen worden afgespeeld. Het snijden van binnen naar buiten had bepaalde voordelen. De snijnaald (het beiteltje) sleet zo snel dat hij maar één plaatkant mee ging en voor het snijden van een volgende plaatkant vervangen moest worden. In het begin van de opname is hij nog mooi scherp en aan de binnenkant komt het er het meest op aan, want daar "loopt" de groef het langzaamst. Naarmate het snijden vordert wordt het beiteltje steeds slechter, maar dat is minder erg, omdat nu de snijsnelheid groter geworden is. Zou je van buiten naar binnen snijden, dan wordt het steeds moelijker en eindig je met een beroerde kwaliteit. Bij van binnen naar buiten snijden neem je op met een veel constantere geluidskwaliteit.

Waarom geperste platen van het begin af aan zo gemaakt zijn dat je ze van buiten naar binnen moest afspelen, weet bijna niemand meer. In principe treedt hier namelijk een soortgelijk probleem op, want ook de stalen weergeefnaalden sleten vrij hard. Meer dan een paar plaatkanten moest je die niet gebruiken en dan ging er ook een nieuwe naald in de weergever. Nee, de werkelijke reden was dat je grammofoons had met veeraandrijving. In het begin, zeg 1925 - 1930, was dat algemeen zo. Je moest zo'n ding met een slinger eerst helemaal opwinden. Als je de veer helemaal gespannen had, dan was de kracht het grootst. Bij het afspelen van de buitenkant had je die grote kracht ook hard nodig, want de afstand van de vrij zware weergever met zijn stalen naald tot het middelpunt van de plaat was dan het grootst. Naarmate de plaat afspeelde bewoog de weergeefkop steeds dichter naar het midden. Daarmee werd de benodigde kracht kleiner en dat was maar goed ook, want de veer was dan al voor een deel ontspannen. Zo kon je als het goed ontworpen was met één keer stijf opwinden precies een hele plaatkant afspelen.

Het afspelen "van binnen naar buiten" op zo'n oude grammofoon met veeraandrijving is geen pretje. Je blijft dan aan de slinger draaien om de veerkracht op peil te houden, juist ook naarmate je dichter bij de buitenkant van de plaatkant komt. Maar in de tijd van "Herrijzend Nederland" had men grammofoons met een elektrische motor, zeker bij Philips op het Nat.Lab, en dan maakt het niet meer uit.